Geschiedenis
Opkomst van vervoer en industrie
In de eerste helft van de 19de eeuw zette de armoede zich nog steeds voort. De dorpen Oerle, Meerveldhoven, Veldhoven en Zeelst kampten voortdurend met geldgebrek. Zij vielen ook een aantal keren buiten de boot toen in Brabant initiatieven werden genomen voor de aanleg van kanalen, wegen en spoorwegen. De eerste verharde weg dateert van 1855. Deze liep van Eindhoven via Zeelst, Meerveldhoven en Veldhoven naar Turnhout. Een gedeelte daarvan staat nog bekend als de Provincialeweg. In 1897 reed de eerste stoomtram over de tramlijn van Eindhoven, evenwijdig aan de Provincialeweg in Veldhoven, naar de grens bij Reusel.
De tramlijn in Meerveldhoven. De Provincialeweg heette omstreeks 1905 Tramstraat.
Samenwerking met boeren
Landbouw bleef in de 19de eeuw de belangrijkste bestaansbron. De problemen in de landbouw tussen de jaren 1870 en 1895 noodzaakten de boeren om meer samen te werken. Er ontstonden als gevolg van die samenwerking kleine boterfabriekjes, boerenbonden en boerenleenbanken. Vanouds woonden er ook veel linnenwevers in Veldhoven en Zeelst. De burgemeester van Zeelst, Gerardus de Wit, was de eerste lakenfabrikeur. Dit is een koopmanondernemer, die het spinnen en weven uitbesteedde in het dorp en die in Haarlem en omstreken de stoffen liet bleken en nabewerken. De firma De Wit, later HabrakenDe Wit maakte linnen tafelgoed, onder andere damast. In 1857 zette Jan van Nuenen een bescheiden fabriekje op waar hij damast en pellen maakte. Eind 19de eeuw was het een textielfabriek, die beschikte over stoommachines, met een eigen blekerij en wasserij.
Luchtopname uit 1923 van de fabriek van de familie Van Nuenen in Meerveldhoven.
De steenbakkerijen vormden een andere bedrijfstak die in de 19de eeuw in opkomst was. Aanvankelijk waren er veel kleine onder nemingen, in 1898 was de Heibloem in Veldhoven de eerste machinale steenfabriek. Verder nam de schoenenfabricage toe en ontstonden eind 19de eeuw de eerste sigarenfabriekjes. Al deze ontwikkelingen waren de basis voor de industrialisatie aan het begin van de 20ste eeuw, met name nabij de Gender in Meerveldhoven en Veldhoven.
De katholieken kregen in de loop van de 19de eeuw steeds meer inspraak. In 1853 werden de bisdommen hersteld. De parochies Oerle, Meerveldhoven, Veldhoven en Zeelst maakten deel uit van het bisdom Den Bosch. Er vestigden zich religieuze orden en congregaties, zoals de zusters van Tilburg in Oerle, de franciscanessen van Veghel in Veldhoven en Meerveldhoven en de zusters van Schijndel in Zeelst. De zusters gingen zich bezig houden met onderwijs, ziekenzorg en bejaardenzorg. In Oerle verrees een meisjespensionaat dat bekend werd als kostschool voor aankomende onderwijzeressen.
Pensionaires actief met gymnastiekles op het pensionaat in Oerle, omstreeks 1910.
Door de komst van de congregaties was er voor meisjes bijzonder onderwijs van de grond gekomen. De openbare scholen in de vier kerkdorpen werden voornamelijk bevolkt door jongens en hier en daar protestantse meisjes. De Mariabedevaarten naar Meerveldhoven, die al sinds eeuwen bestonden, kregen in de 19de eeuw een nieuwe impuls.
De kerk en pastorie van Meerveldhoven omstreeks 1915.
In de vier kerkdorpen verrezen in de 19de eeuw nieuwe kerken. De meeste waren al snel te klein en werden daarom in de 20ste eeuw vervangen. Aan het einde van de 19de eeuw komt ook het verenigingsleven langzaam op, zoals handboogschutterijen, muziekgezelschappen en koren.
De Veldhovense fanfare werd in 1984 opgericht. Foto uit 1913. Tegenwoordig heet deze vereniging het Veldhovens Muziekcorps.
Lees verder in het volgende hoofdstuk Vier kerkdorpen samengevoegd