Geschiedenis

Zelfstandige heerlijkheden

De bank van Oerle lag in het gebied dat rechtstreeks viel onder de hertog van Brabant. In de 16de eeuw waren keizer Karel V (1515-1555) en koning Philips II van Spanje (1555-1598) hertog van Brabant. Het rijk van Philips II strekte zich uit over vijf continenten. Hij moest zijn legers overal inzetten om dit enorme gebied in stand te houden. Het spreekt voor zich dat de legers handenvol geld kostten. Een deel van de benodigde gelden kwam uit de koloniën in Zuid-Amerika, maar ook uit de rijke Neder­landen. Vanaf 1557 liet koning Philips II hertogelijke dorpen verkopen en omzetten in heerlijkheden. Dat hield in dat een plaatselijke heer rechten kreeg over het grondgebied, de bevolking en de rechtspraak daar. Koning Philips II liet de bank van Oerle opsplitsen en bood de afzonderlijke dorpen als heerlijkheid aan. Vier van de zeven dorpen werden verkocht. Oerle en Meerveldhoven kwamen in 1560 in handen van jonkheer Willem de Borchgrave.

Keizer Karel V was tevens hertog van Brabant. In zijn tijd was de dingbank van Oerle nog hertogelijk gebied.

Schepenbank van Oerle opgesplitst
De heerlijkheden Veldhoven en Zeelst en het naburige Blaarthem werden eigendom van of kwamen kort daarna in handen van de adellijke familie Van Eyck, die woonachtig was op het kasteel van Blaarthem. Het gevolg was dat de voormalige schepenbank van Oerle werd opgesplitst in drie schepenbanken, te weten: Veldhoven­Zeelst­Blaarthem, Oerle­Meerveldhoven en Vessem­Wintelre­Knegsel. Bij de eerste twee schepenbanken is al een groot gedeelte van de huidige gemeente Veldhoven zichtbaar. Op bestuurlijk gebied veranderde er veel, omdat de heer van de heerlijkheid het recht had om alle dorpsbestuurders te benoemen. De schout kreeg de leiding over de schepenbank in zijn hoedanigheid van plaatsvervanger van de heer. De zeven schepenen van de schepenbank hielden zich bezig met bestuur en rechtspraak.

Vaak waren de schepenen invloedrijke boeren of pachtboeren. Ieder dorp binnen de schepenbank had zijn eigen bestuur of corpus. Dit bestond uit twee of drie van de zeven schepenen, twee borgemeesters, twee kerkmeesters en twee armmeesters. De borgemeesters werden jaarlijks gekozen uit de grondbezitters om de inkomsten en uitgaven van het dorp bij te houden en daarvan rekening en verantwoording af te leggen.

Grafzerk van Roelof van Eyck van 1850

Oorlogsleed
In de 16de eeuw werd de bevolking zwaar getroffen door de oorlogvoering tussen de hertog van Brabant enerzijds en de hertog van Gelre anderzijds. Met name de rooftocht en brandschatting in 1543 door de Gelrese veldheer Maarten van Rossum bracht de bevolking tot armoede. In 1543 werd Gelre ingelijfd bij de Nederlanden door keizer Karel V.

De Gelrese veldheer Maarten van Rossum teisterde in 1543 Kempenland.

Tachtigjarige Oorlog
In 1568 begon de Tachtigjarige Oorlog. Een jaar of tien later verplaatste de strijd tegen de koning van Spanje zich van de noordelijke Nederlanden naar het hertogdom Brabant. In de noordelijke gewesten vormde zich geleidelijk de Republiek der Verenigde Nederlanden. De opstandelingen uit de noordelijke gewesten probeerden hun gebied te vergroten door Brabant binnen te vallen. Tussen 1579 en het bestand van 1609 verbleven telkens Staatse legers van de Republiek en Spaanse legers in Brabant. De bevolking werd geconfronteerd met belegeringen van naburige steden, zoals Eindhoven en Helmond, brandschattingen, voedselleveranties, inkwartieringen, kampementen, rooftochten en andere vormen van overlast van legers.

Belegering van Eindhoven tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Bij deze aanval werden in Oerle en Veldhoven veel huizen in brand gestoken.

Van 1609 tot 1621 keerde de rust terug tijdens het Twaalfjarig Bestand. In 1621 werd de strijd hervat. Met name de verovering van de stad Den Bosch in 1629 had grote consequenties omdat de Staatse troepen claimden dat zij de hele Meierij van Den Bosch daarmee in handen hadden. Tussen 1629 en 1648 ontstond daardoor een chaotische tijd. De nieuwe machthebber werd schoorvoetend erkend, omdat de dorpsbesturen nog steeds instructies kregen van de Spaanse regering uit Brussel en door Spanje aangestelde overheidsfunctionarissen gewoon aanbleven. Geleidelijk kreeg de Republiek der Verenigde Nederlanden meer vat op Brabant, zeker nadat in 1637 Breda met het omliggende gebied werd veroverd op de Spanjaarden.

Invoering protestantisme
De Republiek stelde zich ten doel om in de Meierij van Den Bosch het protestantisme in te voeren. Direct na de verovering van de stad Den Bosch in 1629 werden de kloosters gesloten en de geestelijken de stad uitgezet. Bisschop Ophovius moest de stad verlaten en trok met zijn gevolg nog enkele jaren rond in de Meierij. Hij verbleef enige tijd als gast van jonkheer Amandus van Horne op het kasteel in Geldrop. Vanuit dat kasteel bestuurde hij het bisdom Den Bosch.

In 1633 werden predikanten geplaatst in enkele dorpen en steden in de Meierij, onder meer in Eindhoven. Enkele protestanten uit Veldhoven en Blaarthem sloten zich aan bij de protestantse gemeente in Eindhoven. In 1634 werd getracht een predikant te beroepen voor Veldhoven, maar dat plan ging uiteindelijk niet door.

De katholieke geestelijkheid in de Meierij kreeg het steeds moeilijker. Na 1648 moesten zij hun parochies verlaten en werden de kerkgebouwen overgedragen aan de protestanten. Het is kenmerkend voor de norbertijnen dat zij tot 1648 of soms zelfs daarna in hun parochies bleven. Ook in Oerle en Veldhoven lieten de norbertijnen hun parochianen niet in de steek.

Lees verder in het volgende hoofdstuk Onder de Republiek